Moslimkinderen worden op school vaak gediscrimineerd. 61 procent van alle docenten heeft daar vorig jaar in de klas mee te maken gehad. Meestal ging het om beledigingen en scheldpartijen, maar in het voortgezet onderwijs ook om acties, zoals vernieling. Moslimskinderen zijn vaker slachtoffer van discriminatie dan joodse kinderen (36 procent), maar homoseksuele klasgenoten hebben het het zwaarst te verduren (77 procent). Er zijn ook verschillen in de manier waarop kinderen elkaar discrimineren. Joodse kinderen krijgen vaak opmerkingen naar hun hoofd over het Palestijns-Israëlische conflict. Maar moslimkinderen worden aangesproken op overlast of crimineel gedrag van met name Marokkaans-Nederlandse jongeren, de komst van een asielzoekerscentrum in de buurt, IS of de oorlog in Syrië. Ook uitspraken van Geert Wilders kunnen aanleiding zijn voor belediging. Meestal is die belediging niet gericht op een individuele medeleerling, maar zijn het grievende opmerkingen over de islam en moslims in het bijzonder. Zo wordt het woord 'terrorist' vaak in één adem genoemd met moslim, islam, Marokkaan of Turk. Volgens de docenten zijn de scheldpartijen het gevolg van onwetendheid of van vooroordelen die thuis, in de klas of in de media worden gevoed. Moslimkinderen op het vmbo hebben het meest last van discriminatie (73 procent), maar ook op het vwo signaleerde de helft van de docenten dat leerlingen medeleerlingen van moslimafkomst discrimineren. Jongens discrimineren elkaar het meest: de daders zijn meestal autochtoon, de slachtoffers vooral jongens van Marokkaanse of Turkse komaf. De Anne Frankstichting interviewde bijna 500 docenten over discriminatie in hun klas. |